Historie

Sociale verhoudingen

Bron: Ton van der Schans

Nederland krijgt na de Franse tijd een constitutionele monarchie. In juridische zin zijn de standen afgeschaft en geldt voor iedereen gelijkstelling voor de wet. In de praktijk is daarvan niets te merken. In sociaal opzicht zijn de verschillen tussen de klassen voor onze begrippen onoverbrugbaar groot. Sociale mobiliteit komt in de 19e eeuw nauwelijks voor. Het standsbewustzijn speelde een grote rol. Er waren “dubbeltjes, kwartjes en guldens”. Men trouwde met iemand uit de zelfde sociale klasse. Niet daarbuiten. In de opvattingen over onderwijs, armenbestuur, weeshuizen, de taak van diaconieën, belangenverenigingen en vakvereningen werken de eigentijdse opvattingen over de verschillen tussen mensen door. Qua welvaart, positie, “rechten”, mogelijkheden zijn de verschillen tussen iemand uit de gegoede of grote burgerij onoverbrugbaar met iemand uit de arbeidende klasse. Hiërarchie op basis van vermogen, welstand en ontwikkeling was hét kenmerk van de relatie tussen mensen. Zeer slechte werk-, woon- , inkomens- en leefomstandigheden (het sociale vraagstuk) vertaalden zich in wat werd beschouwd als het “rode gevaar”: het socialisme.