Historie

Onderwijs tot 1806

Bron: Ton van der Schans


Rond 1800 was de alfabetiseringsgraad gestegen tot ruim twee derde dele van de bevolking. Aan het begin van de 19e eeuw verschilde het onderwijs nauwelijks met dat van de voorgaande eeuwen. Het onderwijs was niet klassikaal ingericht, er waren geen vastgestelde lesstof of vakkenpakketten, geen opleiding voor de onderwijzer. Alle leerlingen zaten door elkaar heen en kregen hoofdelijk onderwijs. Door de volksmassa werd er niet of nauwelijks meer gelezen. De elite en de brede burgerij lazen overdag bij voldoende daglicht boeken. Van de volksklasse, meer dan 80% van de zeventiende-eeuwse samenleving, was minstens de helft alfabeet. Maar ’s avonds lezen bij kaarslicht bij de open haard is een al te romantisch beeld. In veel dorpen en steden was het in veel huizen verboden ’s avonds licht of vuur te laten branden. Herbergen en andere openbare gelegenheden maakten hierop veelal een uitzondering. In elk geval las de volksklasse ook de Bijbel, catechisatieboekjes en almanakken of men liet zich er uit voorlezen. Het aantal kinderen dat lager onderwijs ontvangt varieert per seizoen. De winterscholen worden het meest bezocht. In de andere seizoenen moeten de kinderen op het land werken (en in de fabrieken). Behalve op de armenscholen diende schoolgeld betaald te worden