Historie

Jan van Dordt en Willem van Trente

Bron: Ton van der Schans

De Koninklijke Besluiten die hierna verschenen, veranderden echter niets aan de wet van 1806: het openbaar en anti-leerstellige onderwijs diende op te leiden tot alle ‘christelijke en maatschappelijke deugden’. De ironie was, dat dit onderwijs zich neutraal noemt, maar wezenlijk partij kiest. Dat dit in de praktijk tot potsierlijke situaties leidde toont de Reveilpredikant ds. J. de Liefde (1814-1869) aan. Hij schreef een samenspraak waaruit bleek dat een algemeen-christelijke school een onmogelijkheid, ja zelfs een hersenschim was. In deze samenspraak gaat het over de leerlingen Jan van Dordt, Piet Gomaar, Willem van Trente en Mozes Cohen. Op school komt een groepje bezoekers. Het groepje bestaat uit een schoolopziener, een pastoor, een predikant en een rabbijn. Zij willen het onderwijs wel eens van dichtbij volgen en bezien of de leerkrachten zich houden aan artikel 4 van de schoolwet waarin staat dat het onderwijs ‘zoo gegeven zal worden, dat het geen godsdienstige gezindheid kwetst’. (T.M. Gilhuis, Memorietafel van het christelijk onderwijs, p. 98-104). In de praktijk blijkt dat deze school vervlakt en kleurloos geworden is. Het was voor Joden te christelijk, voor Rooms-Katholieken te protestants en voor gereformeerde Protestanten te weinig Gereformeerd. Het algemeen-christelijk karakter werd door de orthodoxen als zo’n slap aftreksel getypeerd waardoor het de naam christelijk niet meer verdiende. Plaatselijke waren er uitzonderingen. Sommige openbare scholen waren en bleven voluit christelijke scholen. In hoeverre dat mogelijk was, hing af van de plaatselijke situatie, bv. Noord-Brabant: rooms-katholiek; een overwegend protestants dorp in de Betuwe: protestants.