Historie

Inhoud van het onderwijs

Bron: Ton van der Schans


De invloed van de Maatschappij tot Nut van het Algemeen op het onderwijs was via de schoolmeesters en de verplichte schoolboeken zeer groot. De Amsterdamse onderwijzer N. Anslijn kreeg grote vermaardheid met De brave Hendrik en De brave Maria. Wie de geest van de tijd wil leren kennen kan het best een schoolboek uit deze tijd nemen, zoals Het leven van Jezus. Het moest leiden tot deugde en humaniteit, onderwijs waaraan ook geen jood en Mohammedaan zich mochten ergeren. De mens werd gezien als van nature goed, hij werd slechts bedorven door het verkeerde voorbeeld van zijn medemensen. Wie een treffend beeld van de tijdgeest wil krijgen moet vooral de schoolboeken uit deze tijd lezen, zoals ‘Het leven van Jezus’ uitgegeven door ‘Het Nut’. Ik citeer uit de zesde druk van 1805:’ Jezus is de grootste en beste mensch, die er ooit op de wereld is geweest. Hij wilde voordeel van volmaakte deugd aan menschen geven en wiens oogmerk zedelijke verbetering was’. In één van de boeken van de Maatschappij kwam de vraag voor: ’Welke godsdienst is het meest geschikt?” Het antwoord luidde: ‘Alle godsdiensten zijn in de ogen van den wijzen gelijk, mits dat derzelver leer en zedenkunde overeenkomstig zijn met de wetten van den staat’. Onder godsdienst werd de natuurlijke godsdienst verstaan die ‘de kinderen alleen waarheid wilde inprenten, gegrond op de rede en de natuur’. Het waren scholen zonder Bijbel, waarom de latere orthodox-christelijke scholen de naam kregen van scholen met de Bijbel’. Een Christendom boven geloofsverdeeldheid moest de leverancier voor de moraal zijn.

Bijna alle onderwijs was leesonderwijs. Ook het schoolboek van onderwijzer en later schoolopziener, Hendrik Wester (1752-1821), Schoolboek der geschiedenissen van ons vaderland werd gebruikt als leesboek. Het stond vol morele lessen en strekte tot zedelijke vorming van leerlingen. De bekende schoolopziener Van den Ende werd in 1833 vervangen door Hofstede de Groot waardoor ‘de Groninger School’ nog meer invloed kreeg op het onderwijs. Groen van Prinsterer (1801-1876) peilde de geestelijke situatie en de invloed van de staat op het onderwijs die toen hij in 1834 in zijn De Maatregelen tegen de Afgescheidenen aan het Staatsrecht getoetst, in 1837 schreef: ‘Het onderwijs werd niet slechts een voorwerp van zorg der regeering; zij bracht het onder haar beheer.