Historie

Geld speelt nog geen rol

Bron: Ton van der Schans

De plaatselijke, gemeentelijke besturen waren in hoofdzaak liberaal en werkten de autorisatie voor de oprichting van een bijzondere school doorgaans tegen. De achtergrond hiervan was niet dat de (gemeente) besturen niet wilden betalen. Nee, de financiën speelden in deze tijd van de Schoolstrijd geen enkele rol. De weinige bijzondere scholen die er waren, werden door de betrokkenen zelf betaald. Dat gold: gebouwen, inrichting, onderhoud, verwarming, verlichting, leermiddelen, salarissen. Alles uit eigen zak van particulieren (of de diaconie). Dat viel niet mee. Voorstanders van het bijzonder onderwijs hadden het vaak niet breed en toch kozen ze ervoor. Ze moesten er letterlijk een boterham minder om eten. De financiële offers die het bijzonder onderwijs vroeg, bracht men! De onderwijzers op de openbare school verdienden een hoger salaris. De voorstanders van de bijzondere school wisten dat ze iets bijzonders wilden en vonden het in de context van de tijd het logisch dat zelf te betaalden. Hier stonden principes tegenover principes: de principiële keus van de overheid voor openbaar onderwijs tegenover de principiële keus van ouders hun kinderen op school in de ‘vreze des Heeren te willen onderwijzen. Ondanks de tegenwerking van de (gemeente)besturen werden er in de jaren veertig bijzondere scholen opgericht. In den Haag verzocht de kerkenraad het gemeentebestuur een ‘armenschool’ (diaconieschool) voor 700 leerlingen op te richten. Ook in andere gemeente nam de plaatselijke diaconie actie, waarna de opgerichte school vaak onder toezicht kwam van de kerkenraad (bijvoorbeeld Utrecht, Ommen, Loon op Zand, Breda, Nijmegen).