Het menselijk leven ondergaat in de 19e eeuw ondergaat een zeer ingrijpende verandering. Halverwege de 19e eeuw ligt de gemiddelde levensverwachting iets hoger dan in alle eeuwen daaraan voorafgaand, namelijk 35 jaar. Rond 1900 is dat ongeveer 50 jaar. Achter deze cijfers gaat één van de grootste revoluties in de geschiedenis schuil: de demografische of epidemiologische. Hiermee wordt de overgang van hoge naar lage geboorte- en sterftecijfers bedoeld. Bevolkingsgroei is mogelijk doordat eerst de sterftecijfers dalen en pas later de geboortecijfers. De verbetering van de voedselsituatie, gecombineerd met verbetering van de woonomstandigheden, het gebruik van riolering, schoon drinkwater, de teruggang van infectieziekten en preventieve en curatieve gezondheidszorg waren de oorzaken van de enorme daling van de sterfte. Het beginpunt van de snelle en onomkeerbare sterftedaling valt samen met het op gang komen van de industrialisatie in Nederland in 1870-1880. Na 1870 verdubbelt de levensverwachting in ruim 100 jaar. Op het gebied van elke bestaansdimensie, de ecologische, (hoe mensen omgaan met hun natuurlijke omgeving en andersom, de sociaal –economische, (levensonderhoud, in welke sociale groepen leven mensen, wonen, eten en kleden), de bestuurlijke (wie is de baas) en de cultureel-mentale (hoe geven mensen zin aan hun leven), vinden enorme veranderingen plaats.