Historie

De Scherpe Resolutie 1878 en het Volkspetionnement

Bron: Ton van der Schans


De liberaal Kappeyne van de Copello sprak in 1874 al over invoering van de leerplicht. Door de invoering van deze leerplicht wilde hij de ouders verplichten tot het — van staatswege kosteloos verstrekte — openbaar onderwijs. In dit verband zie hij: ‘Zegt men: gij onderdrukt de minderheid, dan zou ik zeggen: Welnu dan moet die minderheid maar onderdrukt worden, want zij is de vlieg, die de gansche zalf bederft en heeft zij in onze maatschappij geen recht van bestaan". Met de minderheid bedoelde hij de confessionelen; rooms-katholieken en gereformeerden. Vier jaar later kwam het liberale ministerie Kappeijne van de Copello met de onderwijswet van 1878. Waarschijnlijk de bekendste (beruchtste) wet uit de Schoolstrijd vanwege de felle bestrijding van confessionele zijde, waarbij het geld door deze ontwikkelingen een steeds grotere rol ging spelen in de Schoolstrijd.. De wet was weliswaar een grote stap naar algemeen en kwalitatief beter onderwijs. Kleinere klassen, de eerste leerplannen, betere leermiddelen, hogere onderwijzerssalarissen. 30% subsidie door het rijk naast de gemeentelijke financiering, schooltijden en eisen aan de schoolgebouwen, waren de meest in het oog springende onderdelen ervan. De confessionelen zagen door deze wet hun bijzonder onderwijs in ernstige mate bemoeilijkt omdat al deze maatregelen nog meer geld kostten. Het bijzonder onderwijs werd hierdoor heel erg duur en moeilijker haalbaar. Er waren ouders voor wie het schoolgeld nauwelijks op te brengen was. En toch wilden ze hun kinderen christelijk onderwijs laten volgen. Al zou de leerplicht pas in 1901 worden ingevoerd, toch volgden in 1878 85% van alle kinderen onderwijs, zij het seizoengebonden. Als deze wet werkelijkheid zou worden, zouden veel ouders het schoolgeld niet meer kunnen opbrengen. Daarom vatten de confessionelen men de wet op als de doodssteek voor het christelijk onderwijs. De Amsterdamse Willem Hovy, die ook de grote geldschieter van de in 1880 opgerichte VU was, en de leidsman van de antirevolutionairen, Abraham Kuyper, organiseerden een actie om bij de koning tegen de wet te protesteren. Het eerste massale volkspetitionnement in de geschiedenis was een feit. De initiatiefnemers riepen een commissie in het leven die ervoor zorgde dat er gedrukte formulieren in het land werden verspreid. Via predikanten, schoolmeesters en politieke comités werden de handtekeningen verzameld. In totaal werden 305.869 protestantse en 164.000 katholieke handtekeningen opgehaald, op een electoraat van ongeveer 100.000 mannen, op een bevolking van 4 miljoen. (Piet de Rooij, Republiek van rivaliteiten, Amsterdam 2005). Daarmee ging een delegatie van 22 vooraanstaande antirevolutionairen op zaterdagmorgen 3 augustus naar Paleis Het Loo naar de Koning. Het volk ‘achter de kiezers’ sprak. 's Middags om half twee wandelt de groep van deze 22 mannen, twee aan twee, over de oprijlaan van paleis Het Loo. Ze zijn gekleed in zwart rokkostuum, met witte das en witte handschoenen. Hun opdracht is een smeekbede (om de schoolwet niet te ondertekenen, ondersteund door een imponerende hoeveelheid handtekeningen, aan koning Willem III aan te bieden. .De groep wordt binnengelaten in de zo genoemde blauwe kamer. Na enkele minuten verschijnt de Koning. Hij groet vriendelijk met een lichte buiging in verschillende richtingen. De leden van de deputatie antwoorden met een diepe buiging. Daarna volgen de toespraken. De korte inhoud daarvan is: ‘Plaats, Sire, onder zulk een wetsvoordracht uw koninklijke handtekening nooit!' Ondanks dat hij zich in het verleden wel vaker sympathie voor het protestantse volksdeel had laten blijken, tekende hij de wet toch. Als een schok ging dat bericht door het land. De indirecte invloed van het volkspetionnement was groot. Het volk ‘achter de kiezers’ was wakker geschud. De comités die de handtekeningaktie op touw hadden gezet, werden gebundeld in de “Unie Een School met de Bijbel” (later Unie School en Evangelie en Unie voor het christelijk onderwijs). Dat gebeurde in 1879. Voorzitter werd A.F. De Savornin Lohman (1837-1924) De Unie bereidde een grote collecte voor tot steun aan het Christelijk onderwijs. Deze collecte groeide uit tot de traditie van de jaarlijkse Unie-collecte. Als een meesterstrateeg heeft Kuyper de organisatie van het volkspetitionnement (1878) gebruikt voor het oprichten van zogenaamde kiesverenigingen, waaruit de eerste politieke partij in Nederland ontstond, in 1879: de Antirevolutionaire Partij. Een veelzeggende naam! De politieke partij is een van de verschijningsvormen van de christelijke organisatie, waarvan er vanuit dezelfde achtergrond en door dezelfde leiders, snel meer zouden ontstaan. Later hebben wetenschappers dit verschijnsel aangeduid met de term verzuiling.