Historie

De Nederlandse Revolutie: de achtergronden van het nieuwe denken

Bron: Ton van der Schans

Een belangrijke ontwikkeling was de zogenaam­de “revolutie van het woord”. Vanaf ongeveer 1750 werden in allerlei geschriften, periodieken en pamfletten de politieke zaken van het land besproken. De zogenaamde spectatoriale tijdschriften, met als bekend­ste de Hollandsche Spectator van Justus van Effen, ontketenden een waar beschavingsoffensief, om een verlichte wereldbeschouwing voor te spiegelen. In vele wetenschappelijke gezelschappen bespraken burgers de zaken die hen bezighielden. Dat waren vooral - in hun ogen - maatschappelijk belangrijke zaken, waarbij met name het 'nut' centraal stond. De Nederlandse Verlichting vond een treffende illustratie in de, door de doopsgezinde predikant Jan Nieuwenhuijsen, in 1784 opgerichte Maatschappij tot Nut van het Algemeen. De onvrede over de macht en het machtsmisbruik (oligarchie) van ruim 2000 regenten groeide. De stadhouders Willem IV en Willem V doen er weinig tegen. Typerend voor de Nederlandse Verlichting was de onlosmakelijke ver­binding tussen christendom en de nieuwe wijze van denken, waarbij de menselijke rede centraal stond. Godsdienst was de basis voor moraal. Deugd werd een vaderlandse plicht die aangewend moest worden ten behoeve van de maatschappij. Want alleen in relatie tot zijn medemensen kon de mens deugdzaam zijn en deze beoefening van de deugd had maatschappelijke gevolgen. Iedereen moest mee helpen bouwen aan een betere wereld door het betrachten van deze deugdzaamheid, opdat allen gelukkig zouden zijn. Het behoeft geen betoog dat deze redene­ring zich ver verwijderd heeft van het orthodoxe christendom, waarin de zonde van de mens hem als schuld aangerekend wordt. De gedachte dat de mens te vervolmaken is door zijn gedrag aan de rede te toet­sen, staat haaks op de gereformeerde belijdenisgeschriften.