Kerk en school

Leven en werk van Ds. G. H. Kersten

Om het heil van de jeugd


Verdeelde meningen

Over christelijk onderwijs is in het verleden binnen de Gereformeerde Gemeenten niet eenstemmig gedacht. Omstreeks 1920 kunnen er drie, zo men wil vier standpunten worden onderscheiden. Er is een groep ouders die hun kinderen, hoewel vaak met enig of veel bezwaar, uit overtuiging zendt naar de christelijke school in hun woonplaats. Een tweede, waarschijnlijk zeer kleine groep houdt in verband met de vaccinatie-dwang de kinderen thuis. Vader en moeder geven in dat geval wat onderwijs. Een enkele keer is men zo gelukkig, dat een bevoegde kracht aan de kinderen uit enkele van dergelijke gezinnen huisonderwijs kan geven. 1) De derde en grootste groep kiest echter voor het openbaar onderwijs.

In de meeste gevallen berust deze keuze op zuiver negatieve gronden: „Beter onderwijs zónder godsdienst dan mét een verderflijke leer". Deze korte, krasse stellingname moet worden gezien in het licht van de algemene afkeer in de gemeenten van de theologie van Dr. Abraham Kuyper.

Het onderwijs op veel christelijke scholen is in het begin van deze eeuw doortrokken van zijn leer over de veronderstelde wedergeboorte. Verbondskinderen moeten volgens die opvatting voor wederomgeboren worden gehouden, zolang het tegendeel niet blijkt. Vaak stelt men het verstandelijk aanvaarden van de leer der Schrift praktisch op één lijn met het zaligmakend geloof. Aan scholen waar de wind uit dergelijke hoeken waait, durft men zijn kinderen niet toe te vertrouwen. Dan maar naar de openbare school. 2)

Er is echter ook een stroming die positief kiest voor de staatsschool. Binnen deze stroming wordt de verantwoordelijkheid van de ouders ontkend, wordt een onbijbelse lijdelijkheid verdedigd en komt men tot een verkeerd gebruik van de leer van Gods besluiten. Als God de mens wil bekeren, doet Hij dat wel op Zijn tijd en daarvoor is geen christelijk onderwijs noodzakelijk. 3)

Het begin

Toch is hier en daar reeds in een vroeger stadium het besef ontwaakt, dat de keuze voor de openbare school onverenigbaar is met de belofte, die de ouders bij de doop van hun kind in het midden van de gemeente — als voor Gods aangezicht — afleggen.

Lisse heeft als eerste gemeente haar roeping verstaan. Op 1 januari 1904 wordt in deze plaats een schoolvereniging opgericht. Met vaart en offervaardigheid wordt er gewerkt. In november 1905 vindt de opening van de school plaats. 4) Het voorbeeld van Lisse vindt voorlopig geen navolging. Velen kunnen zich maar al te gemakkelijk verenigen met de school zónder de Bijbel, waarop over Gods Naam, Zijn Woorden en daden niet gesproken mag worden. Uiteraard ontbreekt dan ook de bereidheid tot het brengen van grote financiële offers. Wie een school opricht moet gebouw, leermiddelen en salarissen voor een belangrijk deel zelf betalen!

Ds. Kersten heeft zich met inzet van zijn gehele persoon gekeerd tegen de wijd verbreide aanvaarding van de openbare school. „O, schreinend leed grieft onze ziele, telkens weer, als we moeten ervaren, dat onder het opkomend geslacht de leugen het van de waarheid wint; en van de kerk aftrekt; en werpt in de armen des ongeloofs. Een banier heeft God gegeven om op te werpen vanwege de waarheid. De leugen moet van onze vaderlandsche erve af; weg uit de zalen onzer regeering; verbannen uit de scholen; die gevloekte neutrale scholen, die onze kinderen geestelijk vergiftigen." 5)

Reeds als oefenaar maakt hij te Meliskerke het onderwijs tot een punt van bespreking op de kerkeraadsvergadering in mei 1904. „De Praeses vraagt of ook de kerkeraad niet geroepen is te zorgen voor het onderwijs der jeugd en in hoeverre aan deze roeping wordt voldaan". 6)

Hoewel men de vaccinatiedwang als een onoverkomelijke moeilijkheid ziet, gaat men een klein half jaar later over tot de oprichting van een schoolvereniging. Ziende op het gebod en blind voor de toekomst. Tot schoolbouw komt het de eerste jaren echter niet. 7)

Wanneer omstreeks 1910 in Opheusden enige bereidheid aanwezig is om te komen tot stichting van een eigen christelijke school, treedt Ds. Kersten hier als promotor op. Onder zijn leiding komt er een school tot stand. Direkt duiken nieuwe moeilijkheden op. Wie moet er tot hoofd worden benoemd? De keus valt dan op een leraar van een normaalschool — de voorloper van kweekschool en pedagogische akademie — die enigermate simpathiseert met de oude gereformeerde beginselen. 8) Nog geen half jaar is Ds. Kersten predikant te Yerseke of hem komt ter ore, dat er in Borssele plannen en moeilijkheden zijn. Wat is het geval? Al jarenlang heeft een groep uit de gemeente samen met de „Gereformeerden" geijverd voor schoolstichting. Een ander deel van de gemeente maakt tegen deze samenwerking" bezwaar. Vandaar weerstand. Ds. Kersten deelt de geopperde bezwaren. Samenwerking op het gebied van het onderwijs met neo-calvinisten acht hij onmogelijk. 9)

Overtuigd van de onverenigbaarheid van de standpunten, bepleit hij met grote klem de oprichting van een eigen schoolvereniging. Dat pleidooi vindt grote weerklank. Nog geen vijf maanden later, op 24 juli 1913, wordt de eerste steen gelegd. 10)

Wanneer de jaren tien ten einde lopen, bestaan er binnen de Gereformeerde Gemeenten drie schoolverenigingen mét en zes verenigingen zonder een eigen school. 11) De weerstanden tegen de christelijke school blijven groot en de obstakels die genomen moeten worden zijn niet gering: financiën, tekort aan onderwijzers, vaccinatie-dwang.

Naar de antivaccine-dokter

De indirekte dwang tot inenting tegen pokken brengt heel wat ouders in gewetensnood. De Wet op de Besmettelijke ziekten van 1872 schrijft nu eenmaal voor, dat onderwijzers en leerlingen zonder „pokkenbriefje" geen toegang tot de school hebben. Hoe te handelen? Inenting kan een levensgevaarlijke ontsteking van het hersenvlies tot gevolg hebben. Niet inenten heeft als gevolg dat de kinderen geen schoolonderwijs kunnen volgen. Vele ouders laten hun kinderen, ondanks bezwaar, toch maar vaccineren. Voor anderen is die vaccinatie een onmogelijkheid. Is deze vaccinatie niet in strijd met Gods wet, die verbiedt dat wij ons leven in gevaar brengen? Strijdt de inenting niet met het geloof in de voorzienigheid Gods?

Ds. Kersten acht de vaccinatie ongeoorloofd. En het onderwijs dan? Om uit de impasse te komen, speurt hij naar een maas in de wettelijke bepalingen. Die is er. Herhaaldelijk maakt hij de lezers van „De Saambinder" daarop attent. 12) Als een medische verklaring kan worden overgelegd, waaruit blijkt dat er voor het kind bijzonder gevaar te duchten is, wordt voor drie jaar vrijstelling verleend. Aan het woord „bijzonder" geeft hij vrijmoedig een ruime betekenis. „Dat gevaar bestaat zoowel voor een gezond als voor een zwak kind, wijl het inbrengen van vaccinestof in het bloed de dood tengevolge kan hebben. Maar dat willen de meeste doktoren nog niet toestemmen. Ge zult dus antivaccine-doktoren moeten zoeken Begin met uw huisarts. Maar houdt voet bij stuk en laat u geen ooren aannaaien.

Vindt ge geen dokter in uw omgeving (misschien willen de lezers, die doktoren kennen, die tegen vaccinatie zijn, ze wel eens opgeven) dan zoudt ge met uw kind naar Dr. Noordzij te Zwolle en Dr. Schouten te Apeldoorn of Dr. Hofman in Gouda kunnen gaan". 13) Groepen kinderen met hun ouders en onderwijzers worden door deze adviezen bekende verschijningen in de wachtkamers van de anti-vaccine-artsen. Na een groot aantal sterfgevallen bij geïmmuniseerde kinderen, komt in 1928 een vrijstelling voor gewetensbezwaarden tot stand. Daarmede is de vaccine-dwang in ons land verdwenen.

Een nieuwe wet met nieuwe mogelijkheden

Op 7 oktober aanvaardt de Eerste Kamer met algemene stemmen de nieuwe Lageronderwijswet van minister Dr. J. Th. de Visser. Deze wet brengt de vurig begeerde financiële gelijkstelling van het openbaar en bijzonder lager onderwijs.

Ds. Kersten heeft weliswaar bezwaren tegen de politieke motieven die tot het ontstaan van deze wet hebben geleid 14), maar beseft anderzijds heel goed dat de wet de bouw en exploitatie van scholen zeer vergemakkelijkt.

Hij is er de man niet naar om deze nieuwe mogelijkheden onbenut te laten. Nog maar nauwelijks is de wet van kracht geworden of hij schrijft een vergadering uit van schoolbesturen, schoolverenigingen en kerkeraden. Deze wordt op 4 januari 1921 te Krabbendijke gehouden. Op voorstel van de initiatiefnemer besluit men met algemene stemmen de krachten te bundelen en een vereniging in het leven te roepen, die plaatselijke pogingen tot schoolstichting ondersteunen kan. De „Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs, uitgaande van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland" oftewel de Scholenbond is ontstaan. In de statuten wordt het openbaar onderwijs afgewezen als in strijd met de opvoeding naar de Schriften. De roeping van ouders én kerkeraden i.v.m. het christelijk onderwijs wordt beklemtoond. 15)

Waarom christelijk onderwijs ?

Nu de mogelijkheden om tot schoolstichting te komen, verruimd zijn, laten de kritici in eigen kring zich des te luider horen. Ds. Kersten beijvert zich om hen te weerleggen. Veelal benut hij daarvoor de z.g.n. schoolrede, die wordt uitgesproken bij de opening van een nieuwe school.

Wat is onze roeping? „Iedere ouder heeft eens voor God en de Gemeente met een plechtig ja gezworen, dat hij zijn kind in de voorzeide leer zal onderwijzen en doen onderwijzen. Maar al wordt het aan anderen ook opgedragen, de ouders blijven de verantwoordelijke personen. Daarom hebben wij ons zelven af te vragen aan welke school onze kinderen moeten toevertrouwd worden. Niet aan de Staatsschool, zoals wij die nu kennen, met zijn z.g. neutraal onderwijs. Daar mogen de loffelijkheden des Heeren niet verteld worden" 16). Tegenstanders in de gemeenten hebben hun verweer klaar. „Beter geen godsdienst, dan een verkeerde godsdienst, wordt er geroepen. Maar dat is fout. De openbare school is niet neutraal. Ziet maar de leesboeken, let op het onderwijs in de natuurkennis en vad. geschiedenis. Op de openbare school zaait men het zaad des ongeloofs Zijn de kinderen der Christelijke schooi dan zooveel beter dan die der openbare, zo wordt dikwijls gevraagd. Wij antwoorden met beslistheid: „Neen". Waarom dan toch een Christelijke school? Omdat daar het gehele onderwijs staat onder de beademing van het Woord van God" 17). Men ziet te weinig in, dat het zich losrukken van het Woord in het volksleven samenhangt met het feit dat Gods Woord van de openbare school is verdwenen. „Is dat vrucht der openbare school? Overdreven, zeggen sommigen. De duivel zei dit ook reeds in het paradijs — overdreven — gij zult niet sterven. Ons volk eet de vrucht van de openbare school en zal sterven" 18). Jongelui van 18 tot 20 jaar blijken op de catechisatie niets van Gods Woord af te weten. Soms weet men nog iets van Adam of Abraham, maar vraag niet naar Jozua of een koning van Israël. Er is een geslacht ontstaan dat de eenvoudigste bijbelverhalen niet meer weet te vertellen. En de gevolgen blijven niet uit. „Men weet niet eens een Christelijk leesboek te verwerken. Onze jeugd graait naar boeken van licht allooi, is in de kerk gevoelloos, kan door gemis aan waarheidskennis geen preek volgen. Wat hun op school onthouden werd, wreekt zich in ''t gehele leven. Vraagt het hen, die door God bekeerd werden of in het ambt van ouderling of diaken werden gesteld. Daarom dus reeds Christelijk onderwijs om zichzelf, maar ook om ons kerkelijk leven.

Immers bij het gemis aan voldoende leeraars zijn vele onzer gemeenten herderloos; hier kan dus vooral ''t Christelijk onderwijs tegemoet komen aan den noodtoestand, heerschende in onze kerken. Zoo krijgt ''t Christelijk onderwijs dubbel waarde voor ons" 19).

Maar als het onderwijs doortrokken moet zijn met het zuurdeeg van het Woord, dan is daarmede de noodzaak van eigen scholen gegeven. Het gaat er immers om hoe wij het kind beschouwen.

Met de zielen-misleidende Neo-Gereformeerden kan om die reden niet worden opgetrokken. 20) „Wij beschouwen ze niet als wedergeborenen, niet als hemelburgers. Voor ons zijn ze dood in de zonden en de misdaden, tenzij ze door den Geest Gods wedergeboren worden.

Evenwel, dit mag ik niet verzwijgen, dat onze kinderen — 1 Cor. 10 — heilig zijn. Dat de meesters de kinderen voorhouden: dood en leven, naar de leer onzer vaderen; wat tot eeuwig heil kan dienen, door den Heiligen Geest. Maar is de Christelijke opvoeding mogelijk? Zet ge de meesters niet op een braakland, op een kerkhof? Maar daarvan staat: de ure komt en is nu, dat de dooden, die in de graven zijn, zullen hooren de stem van den Zoon van God en die ze gehoord hebben, zullen leven. Hoort dan de beloften, die het mogelijk maken: Wendt u naar Mij toe. Laat de kinderen tot Mij komen". 21)

Het onderwijzerscorps

De arbeid van Ds. Kersten en anderen — ook Ds. A. Verhagen, Ds. R. Kok en Ds. M. Hofman hebben plaatselijk de schoolstichting bevorderd — draagt spoedig rijke vruchten. Tussen 1920 en 1927 worden — met grote offers 22) — scholen geopend in Rijssen, Herkingen, Aagtekerke, ''s-Gravenpolder, St. Annaland, Yerseke, Rotterdam, Nieuw-Beijerland, Middelburg, Krabbendijke, Rilland-Bath, Oostdijk en Tholen. „Hoewel voortdurend de zorg der Gemeenten moge gaan over het onderwijs, op de lagere school gegeven, en in vele plaatsen dit veld nog braak ligt, deze bal rolt. Van harte hoop ik dat zij in haar vaart niet worde gestuit" 23)

De behoefte aan onderwijzers wordt door de vele nieuwe scholen steeds groter. Veelal moeten zij uit andere kerken worden aangetrokken. Ds. Kersten doet wat hij kan om de studie voor onderwijzer(es) te bevorderen. Herhaaldelijk wordt in „De Saambinder" geadviseerd aan de ouders om hun kinderen daarvoor te laten studeren. Nauwkeurig volgt hij wie er een akte behaald heeft. „Als we maar een goed aantal onderwijzers krijgen uit ons volk. Mej. A. Steenblok van Yerseke slaagde voor het examen onderwijzeres. Wie volgt? " 24). De studie voor hoofdakte en taalakten heeft zijn voortdurende aandacht. Hij moedigt aan waar hij kan. Er moeten meer MULO-scholen komen. Nog verder reikt zijn blik. In de toekomst moet ook het middelbaar onderwijs weer gegeven kunnen worden vanuit de beginselen van de Reformatie.

„Met blijdschap vernam ik dat verschillende akten weer zijn verkregen door onze onderwijzers, ja, dat een enkele studeert voor M. O. Kon ik, ik zou die studie aanmoedigen. De toekomst zal die krachten vragen. Waarom zouden wij, b.v. in het hart van het land, niet, om maar iets te noemen een eigen gymnasium stichten?

Doch dat gaat niet een, twee, drie! Leeraren dienen gevormd, de liefde voor studie aangewakkerd, ook bij de jeugd Met sterk verlangen zie ik uit naar de rijping van de embryo-plannen door mij hier aangestipt. Wie neemt de zaak eens ter hand; gaarne zal ik waar ik kan hem steunen" 25). Gewaakt moet worden, dat het onderwijs blijvend zich baseert op de zuivere gereformeerde belijdenis. Daarom dienen leraren en onderwijzers goed thuis te zijn in de oude schrijvers en de beste gereformeerde theologen. Hij geeft daarom zijn volle medewerking aan de dogmatiekcursussen voor het onderwijzend personeel. De vragen van „Kort Begrip" vormen op deze bijeenkomsten het uitgangspunt voor een wijde verkenning van de gereformeerde leer. Als een bekwaam docent werpt hij eenkardinaal punt zó op, dat een goede, vruchtbare bespreking wordt uitgelokt. Het ontbreekt daarbij niet aan adviezen, gericht op het persoonlijk leven: „U moet Boston lezen en herlezen, totdat het uw geestelijk eigendom is geworden. Neem elke avond drie kwartier voor U zelf om iets goeds te lezen en te overdenken" 26).

Ds. Kersten beseft dat de dienende functie van de leraar en onderwijzer via het onderwijs indirekt de bloei van het kerkelijk leven zeer ten goede komt. Met iedere onderwijzer houdt hij nauw kontakt. Daarvoor maakt hij bewust tijd vrij.

Er kan geen vergadering van onderwijzers zijn of hij is aanwezig. Als een generaal inspekteert hij dan de troepen. 27)

Jeugdwerk

De opbouw van het onderwijs gaat in deze jaren hier en daar gepaard met aandacht voor het jeugdwerk. Kort voor en tijdens de eerste wereldoorlog ontstaan hier en daar jongelingsverenigingen. Hun ontstaan brengt het gesprek in de gemeenten over het jeugdwerk op gang. Af en toe neemt een gemeentelid de pen op om Ds. Kersten naar diens mening te vragen. In twee artikelen beantwoordt de predikant de vragenstellers. Hij heeft grote bezwaren tegen vrije verenigingen zonder band met de kerk. Dan is het gevaar van „vreemd vuur op het altaar" bepaald niet denkbeeldig. Anderzijds moet men oog hebben voor „de overvloed van vrije tijd" en de noodzaak om die op een verantwoorde wijze te vullen. Er is dan ook geen reden voor de ambtsdragers om hooghartig te klagen over het opkomend geslacht, zoals

dat misschien hier en daar het geval is. Men mag de jeugd niet laten lopen. Daarom voert hij een pleidooi voor een algehele kerkelijke binding van het werk. Vaste, bekwame, bij voorkeur ambtelijke leiding is voorwaarde. „En wilt ge dan zoo''n saamvergaderen onder leiding en toezicht van het ambt een jongelingsvereeniging noemen, ''k moet eerlijk zeggen, ik kan het niet kwaad maken, neen, ik zou het moeten prijzen als het daar komen kon. En ik heb menigmaal gedacht zoo alleen (middellijk gesproken) een bolwerk t.e kunnen werpen 1 tegen de macht van wereldzin en ongeloof, die onze jongens aangrijpt" 28) Ook in later jaren, wanneer het jeugdwerk o.l.v. Ds. A. Verhagen wordt uitgebouwd, spreekt hij zijn waardering voor deze arbeid ten dienste van de jeugd onder goede leiding meer dan eens uit. 29) We worden getroffen door de voortdurende aandacht van Ds. Kersten voor de jeugd. Die aandacht wortelt in het diepe Schriftuurlijke besef, dat de kerk haar jeugd nooit mag overgeven aan de ongebreidelde beïnvloeding van een neutraal, werelds denken. Evenals dat in de tijd van Reformatie en Nadere Reformatie het geval is geweest, behoort de kerk ook nu haar roeping ten opzichte van de jeugd te verstaan Het gaat hem om het waarachtige heil van de jeugd. Met de zorg voor de jeugd wordt de kerk gediend. „Gods kerk wordt 1 bedreigd. Op ons opkomend geslacht wordt 2 een geweldige aanslag gesmeed. Gaat dat verloren, dan zal de kerk verloren gaan" 30).

1. In Meliskerke b.v. gaf oefenaar Kersten („Meester Kersten") in de kerk les aan de niet gevaccineerde kindoren. Als de leesles goed was bestudeerd, mochten de kinderen die vanaf de kansel voorlezen, in deze gemeenten was 1/5 deel van de kinderen niet gevaccineerd volgens de kerkeraadsnotulen van 9 mei 1904.

2. P. J. Lamoré, hoofd van de school te Borssele en eerste medewerker van „De Saambinder" voor onderwijs noemt deze drie groepen ouders in het nummer van maart 1920 (le jrg. nr. 5).

3. Zie Ds. L. Rijksen! Herdenkingsrede 40-jarig bestaan van de Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs. Jaarverslag 1950, blz. 38. Ds. J. Fraanje was aanvankelijk dit standpunt tos gedaan. Naar men mij mededeelde preekte hij nog al eens tegen de christelijke school. Later heeft hij zijn standpunt herzien en zich geheel voor het bijzonder onderwijs gegeven.

4. De school werd geopend op 13-11-1905. Lisse was ook de eerste gemeente, waar een ULOschool werd opgericht.

5. Een Banier tegen de revolutie, Yersekc 1918, blz. 14. 6. Kerkeraadsnotulen van 9 inei 1904. V.g.1. de kerkeraadsnotulen van 13 juni en 19 aug. 1904. Samenwerking met de Gereformeerde Kerk werd principieel afgewezen. , , Na eenige discussiën wordt besloten met algem. stemmen: nooit met de Geref. Kerk samen te werken, zoo lang zij op hun voorwerpelijk standpunt blijven staan, omdat ook zoo lang wij onze kinderen hun niet toevertrouwen, zoo min als in kerk en catechisatie".

7• De data, waarop de schoolverenigingen in dit artikel genoemd, werden opgericht zijn alle te vinden in het Jaarverslag 1969 van de Vereniging voor Gereformeerd Sschoolonderwijs, blz. 38 e.v.

g. A. van Bochove: Flitsen uit het verleden, Jaarverslag 1960 Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs blz. 45. De heer Van Eochove slaagde in 1912 met zijn akte. Hij en de heer P. J. Lamoré waren de twee eerste onderwijzers in de Gereformeerde Gemeenten.

9 Opgemerkt zij echter, dat niet alle Chr. Onderwijs ons bevredigt; het Neo-Calvinisme b.v. dient niet ons beginsel, maar brengt het om. Uitspraak in een rede voor de Gereformeerde Onderwijzersvereniging op 27 dec. 1924 te Rotterdam. De Saambinder van 14 febr. 1924 (5e jrg. nr. 8).

10. Vgl. Ds. G. H. Kersten: Houdt het voorbeeld der gezonde woorden. Openingsrede Scholenbond. Jaarverslag 1946 van de Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs, blz. 27.

11 Plaatsen met schoolverenigingen zonder eigen school: Aagtekerke, Meliskerke, Middelburg, Rilland-Bath, Hoedekenskerke, Rotterdam.

12 Zie De Saambinder van 9 dec. 1920 (2e jrg. nr. 3), 14 dec. 1922 (4e jrg. nr. 3): „Gedurig ontvang ik uit alle oorden des lands vragen, hoe te moeten handelen om zonder vaccinatie onze kinderen naar school te kunnen zenden..".

13. Aan vragers. Art. in De Saambinder van 8 febr. 1923.

14 Uit een verslag van de schoolrede bij de opening van de school te Rotterdam op 21 aug. 1924 citeer ik: „De nieuwe schoolwet kwam, waarmee spr. nu niet zo erg dweept, ''t Is geen roemrijk einde van den strijd voor de Christelijke school, zoo vee! jaren met fierheid en opoffering gestreden. De vrede is duur gekocht: verkregen met verlies van beginselen. Aan de andere zijde opende zich een weg tot schoolbouw", De Saambinder, 11 sepl. 1924 (5e jrg. nr. 21).

15 De Saambinder, 14 jan. 1921 (2e jrg. nr. 5).

16 Schoolrede te Yerseke, De Saambinder, 8 mei 1924 (5e jrg. nr. 13).

17 Schoolrede te ''s-Gravenpolder, De Saambinder, 13 dec. 1923 (5e jrg. nr. 3).

18 De Saambinder, idem.

19. Rede Geref. Onderwijzersvereniging, De Saambinder, 14 iebr. 1924 (5e jrg. nr. 8).

20 Deze scherpe kwalificatie gebruikte Ds. Kersten 0. n.a.v. een artikel van het bekende schoolhoofd A. Janse te Biggekerke in „De school met de Bijbel", waarin Janse verdedigde dat er bij de Evangelieprediking geen sprake is van een enge poort en van een smalle weg om tot Jezus te komen. De Geref. Gemeenten zouden lijden aan „bekeeringskrampen". Commentaar van Ds. Kersten: „Eer ik nu van dit schrikkelijk misleidend voorstellen van den weg des heils, waartegen niet genoeg in heiligen ernst kan getoornd, afstap, wil ik wijzen op het gevaar van zulke schoolmeesters. Men heeft lange jaren ons volk verweten, dat het vijandig stond tegenover het Christelijk onderwijs en een bolwerk was voor de openbare school De scholen die de kindertjes voor den hemel klaarstoomden wekten afkeer. Zoodra maar scholen komen, die de aloude leer der zaligheid brengen; onderwijzers opstaan die twee wegen voorstellen, leven en dood, gaat ons volk mee, ijver het, komt er ontwaking en groei. Nog nimmer kan ik betreuren, dat ik de weg ben opgegaan: „eigen scholen te bouwen". Laat ze varen, die uw kinderen op een fundament bouwen, gelijk dhr. Janse blootlegde." De Saambinder, 28 april 1927 (8e jrg. nr. 12).

21. Schoolrede te Rotterdam, De Saambinder, 11 sepl. 1924 (5e jrg. nr. 21). Interpunctie door mij verbeterd.

22. De gemeentebesturen eisten verzekering van de schoolgebouwen, die in het kader van de L.O.wet beschikbaar werden gesteld. Daartegen rees bezwaar. De scholen werden daarop voor eigen rekening gebouwd.

23. De Saambinder, 24 sept. 1925 (6e jrg. nr. 22).

24. De Saambinder( 26 juni 1924 (5e jrg. nr. 16). Vgl. ook de nrs. van 13 aug. 1925 (6e jrg. nr. 19). 3 juli 1926 (7e jrg. nr. 17). 14 juli 1927 (8e jrg. nr. 17).

25. De Saambinder, 24 sept. 1926 (6e jrg. nr. 22).

26. Dhr. J. W. Kirpestein te Tricht was zo vriendelijk mij over dit punt te informeren.

27. Dit beeld is van dhr. A. van Bochove, die daarmede zijn waardering voor dit aspekt van het optreden van Ds. Kersten onder woorden bracht. Zie de bij aantekening 8 genoemde rede, blz. 47.

28. De Saambinder, 28 jan. en 11 febr. 1921 (2e jrg. nr. 6 en 7).

29. B.v. in De Heidelbergse Catechismus, Vianen,

1969, 3e druk, blz. 379, 446. In de praktijk is de eis dat een vereniging geleid moet worden door een ambtsdrager niet altijd uitvoerbaar gebleken. Vandaar dat in sommige gemeenten de kerkeraad een voorzitter uit de leden der gemeente benoemt.

30. De nachtgezichten van Zacharia, Deel I, Utrecht, 1953, blz. 126.