Kerk en school

Eenzaam en teleurgesteld

Groen van Prinsterer blijft idealen tot zijn dood trouw


Guillaume Groen van Prinsterer wordt met een gouden lepel in de mond geboren. Zijn ouders zijn schatrijk en cultureel ontwikkeld en zoeken het beste voor hun kinderen. Alle ingrediënten voor een glansrijke carrière voor zoon Groen zijn aanwezig. De naam van de zeer begaafde Guillaume wordt ook voor veel belangrijke functies genoemd, maar uiteindelijk blijft hij een "veldheer zonder leger." Groens weg is bezaaid met teleurstellingen, zijn leven als politicus eenzaam.

Guillaume Groen van Prinsterer wordt op 21 augustus 1801 als de middelste van de drie kinderen -en als enige zoon- geboren onder uiterst gunstige omstandigheden wat zijn maatschappelijke toekomstperspectieven betreft. Zijn ouders zijn welgesteld en cultureel ontwikkelde mensen. De jonge Guillaume blijkt al spoedig een intellectueel zeer begaafd kind.

Het echtpaar Groen van Prinsterer vindt alleen het beste van het beste qua opleiding goed genoeg voor hem en biedt hem alle binnen bereik liggende kansen: van een voortreffelijke gouvernante tot kostscholen en privaatdocenten. Nog geen zestien jaar oud schrijft hij zich in als student te Leiden, waar reeds vier geslachten Groen hem zijn voorgegaan. Aan twee faculteiten gaat hij studeren, de juridische en de literaire. Onder de laatste ressorteert de geschiedenis, dat zijn lievelingsvak is geworden. Op 17 december 1823 promoveert hij op één ochtend in de letteren en in de rechten summa cum laude.

Balans

Aan alle voorwaarden voor een glansrijke carrière lijkt voldaan. Kan men echter aan het einde van Groens leven, als hij op 74-jarige leeftijd op 19 mei 1876 overlijdt, zeggen dat deze hoge verwachting bewaarheid is geworden? Om op zo''n vraag een verantwoord en afgewogen oordeel te kunnen geven, moet eigenlijk de balans van iemands leven worden opgemaakt. Daarbij moeten vele factoren gewaardeerd worden en de vraag is wie daartoe in staat is. Is het niet veelzeggend dat er nog altijd geen volwaardige biografie van Groen is verschenen - de zeer te waarderen aanzetten daartoe niet te na gesproken?

In het hedendaagse denk- en leefklimaat van velen wordt de betekenis van iemands leven al snel afgemeten aan zijn of haar carrièreverloop en maatschappelijk succes. Wie met zulke ogen en zulke maatstaven Groens leven beschouwt, zal wel tot de conclusie moeten komen dat de schitterende perspectieven die zich leken te openen nadat hij was afgestudeerd, niet of slechts zeer ten dele zijn gerealiseerd.

Groens loopbaan kent weinig uiterlijke hoogtepunten. Zijn eerste, kortstondige maatschappelijke functie, die van de advocatuur, schenkt hem weinig bevrediging, al staat de onafhankelijkheid ervan hem wel aan.

Met ingang van 1 november 1827 wordt hij, eerst als referendaris van het kabinet des konings, later als secretaris des konings, door koning Willem I aangesteld. Op 7 december 1833 neemt hij ontslag uit deze functie. Hij houdt echter de titel en rang van kabinetssecretaris en blijft belast met het toezicht op het Koninklijk-Huisarchief en kan zich dan in vrijheid aan de historische studie wijden. Deze jaren na 1833 behoren vermoedelijk tot de gelukkigste van Groens leven.

Zwartste dag

Op 4 januari 1849 kiest het district Harderwijk Groen tot lid van de Tweede Kamer, nadat hij een zogenaamd politiek profiel had gekregen in de kerkelijke strijd (Afscheiding), de onderwijskwestie en in zijn commentaren op de grondwetsherzieningen van 1840 en 1848. Op 12 augustus 1856 wordt hij opnieuw afgevaardigd, ditmaal door het district Leiden. Minder dan een jaar later neemt hij plotseling, op 10 juli 1857, afscheid van de Kamer, na een dramatisch debat dat eindigt met de aanvaarding van de schoolwet van zijn vriend Van der Brugghen. Het is de zwartste dag van zijn leven. En dan te weten dat hij bij de kabinetsformatie van 1856 dichter dan ooit bij een ministerschap stond.

Hij keert nu terug naar het studeervertrek om zich weer aan de historie te wijden. Voor de politiek lijkt hij voorgoed verloren. Toch kan hij het blijkbaar niet laten. Op 22 juli 1862 wordt hij door het district Arnhem weer in de Tweede Kamer gekozen. In 1865 verlaat Groen de Kamer echter, opnieuw teleurgesteld, en nu voorgoed.

Buiten de Kamer blijft hij nog tot 1872 actief op het terrein van kerk, politiek en onderwijs. Daarna trekt hij zich terug uit het politieke gebeuren. Zijn laatste boek is een geschiedenisboek: "Maurice et Barnevelt", slechts nog gevolgd, in zijn sterfjaar (1876), door een bronnenuitgave "Hoe de onderwijswet van 1857 tot stand kwam", waarin hij het tragische conflict met Van der Brugghen uit de doeken doet.

Teleurstellingen

Groen is een zeer veelzijdig man: classicus en jurist, rechterhand des konings en geschiedschrijver, pamfletschrijver en volksvertegenwoordiger, kerkelijk strijder en onderwijsspecialist. Hij heeft een uiterst werkzaam leven, tot aan zijn dood toe. Ondanks zijn grote bekwaamheden krijgt hij evenwel geen ministersfunctie, geen plaats in de Raad van State, geen benoeming als hoogleraar staats- en volkenrecht; alle functies en waardigheden waarvoor zijn naam wordt genoemd. Zijn kerkelijk en politiek optreden is aan deze gang van zaken niet vreemd.

Groen ondervindt op zijn levensweg veel teleurstellingen. Het gepasseerd worden voor de genoemde functies is daarvan zeker niet de voornaamste. Veel pijnlijker treft hem, zowel in de kerk als in de politiek en het onderwijs, dat de wegen van hem en zijn vrienden, die hij aanvankelijk als bondgenoten beschouwt, telkens weer uiteengaan. Groen ondervindt dat men in de politiek geen vrienden maakt, zelfs niet onder -ogenschijnlijke- geestverwanten. Niet ten onrechte is hij een "veldheer zonder leger" genoemd. Hoewel kerkelijk en politiek leider van een volksdeel, moet hij zich in de politiek eenzaam hebben gevoeld.

Trouwens, zijn leiderschap heeft een eigenaardig karakter. Hij beschikt niet over een politieke organisatie, hoewel zijn optreden daartoe wel de aanzet vormt. Zijn leiderschap berust op persoonlijk aanzien, op de gehechtheid van vrienden en volgelingen aan zijn persoon, maar in zijn eigen familie vindt hij weinig bijval. Steun en gehoor krijgt hij, de aristocraat en Réveil-man, vooral op het platteland, bij de midden- en ambachtsklasse.

Hoffelijk

Hij ondervindt overvloedig smaad en miskenning, hoe hoffelijk hij zich ook altijd tegenover zijn tegenstanders gedraagt. Hij zoekt geen lof, wel genegenheid en voorbede. Zijn idealen blijft hij tot zijn dood trouw, en daarvoor heeft hij alles over.

Dat het volk, van hoog tot laag, dit waardeert, blijkt onder andere op 23 mei 1876, als Groens lichaam op de kleine begraafplaats Ter Navolging aan het einde van de Oude Scheveningseweg in Den Haag ter aarde wordt besteld. Als de rouwstoet de begraafplaats nadert, wordt hij opgewacht door een grote schare belangstellenden, een schare zo groot dat zij binnen de muren die de begraafplaats omgeven, nauwelijks een plaats kan vinden.

Helaas neemt dit feit niet weg dat Groen tijdens zijn leven vele vrienden had verloren: de koning, onder Réveil-mensen, onder conservatieven, onder contrarevolutionairen, onder ethischen enzovoort. De prijs die hij voor zijn optreden moest betalen, was hoog.